In 1958 tekent de hele wereld, en dus ook het Vaticaan, present voor de wereldtentoonstelling in Brussel. In de schaduw van de paviljoenen van de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten en Frankrijk verrijst Civitas Dei of de Stad Gods. Achter hoge, dikke muren bevinden zich tentoonstellingsruimten, een belfort en de Christi-Gloriosikerk met de Heilig-Sacramentskapel. Net buiten de ‘omwalling’ is er een restaurant, het auditorium Pius XII en een bioscoopzaal. Binnen krijgt de bezoeker een uitgekiend parcours voorgeschoteld langs fotopanelen, filmbeelden en kunstwerken, met als voornaamste boodschap: de kerk als universeel heilsinstituut. Eindpunt is een bezoek aan de kerk, waar dagelijks tal van misvieringen plaatsvinden. Het Vaticaanse paviljoen krijgt veel bezoekers over de vloer, onder hen vele prominenten. Voor congregaties en katholieke scholen is een bezoek aan Civitas Dei een vast onderdeel van de daguitstap naar de Expo. Tal van verenigingen organiseren er congressen.